IJzer een nieuw materiaal

Oer, ijzerhoudende kluiten die in moerassen worden gevonden

Van bronstijd naar ijzertijd

De overgang van de Bronstijd naar de IJzertijd kenmerkt zich door het begin van de ijzer-productie. De maken van ijzer is moeilijker dan dat van brons omdat er hogere temperaturen voor nodig zijn. IJzer was echter harder dan brons en gaat hierdoor langer mee en misschien het allerbelangrijkste: de grondstoffen voor de productie ervan, met name moeras-ijzererts en klapperstenen waren in Nederland in ruime mate aanwezig. Iedereen kon dus op goedkope wijze gebruik maken van dit materiaal.

Het vervaardigen van ijzer gebeurde in speciaal gemaakte lemen ovens. Hier werd houtskool in brand gestoken, daarop legde men de ijzererts of de klapperstenen. Daarop kwam weer een laag houtskool en dan weer een laagje ijzererts enz. Het vuur moest een hoge temperatuur hebben en daarom werd met blaasbalgen extra zuurstof in de oven gepompt. Het ijzeroer smolt tot “wolf”: een smeedbare vorm van ijzer. Door dit proces een aantal keren te herhalen werd de wolf steeds zuiverder. Als het pure ijzer over was, kon er een vorm van gesmeed worden zoals een bijl, mes of zwaard. 

IJzergieten was nog niet mogelijk omdat de gewenste temperatuur daarvoor nog niet gehaald kon worden.